Niets wil ik vasthouden,
alles mag mij aanraken.
Ik open mijn ogen
zoals de zee haar oever kust
Het licht glijdt langs mijn wimpers,
vindt de weg naar binnen,
waar herinnering aan oorsprong woont.
Daar, achter het zien,
wordt liefde vloeibaar goud.
Mijn ogen zijn bekers,
gevuld met zon.
Hier, in het zachte
tussen blik en adem,
wordt elk gezicht een heilig teken
van wat altijd al één was.
En alles wat ik aanraak
wordt even heilig
als de stilte
van waaruit het kwam.
